COBOTS STAAN OF VALLEN MET VEILIGHEID
De veiligheid van cobots moet aangetoond kunnen worden, en dat vereist normen. Voor de veiligheidsvereisten van traditionele industriële robotsystemen bestond sinds 2006 (herzien in 2011) de ISO-norm 10218, maar die is ongeschikt voor cobots. Op 15 februari 2016 werd uiteindelijk de ISO/TS 15066 collaborative robot standard (technische specificaties) gepubliceerd. Die ondersteunt de ISO-normen ISO 10218-1 en ISO 10218-2 en vervangt de draft van 2002. Ze geeft richtlijnen aan integratoren van collaboratieve robotcellen (cells with intelligent assist devices), ook betreffende de uit te voeren risicoanalyse.
Maar de implementatieverantwoordelijke van een cobotcel moet (op basis van een risicoanalyse) zelf de krachten en vermogens bij een onverwachte impact berekenen. Hij moet hieruit de toegelaten snelheden van de robot bij de verschillende taken bepalen, de maximale kracht die bij een klemming mag optreden, de maximale kracht die een grijper mag uitoefenen ...
Die risicoanalyse is niet eenvoudig. De cobotcontroller laat toe om de limieten van de kracht (N) vast te leggen, maar welke is dan de impact (N/cm²)? Dat hangt af van de grootte en het materiaal van het voorwerp dat de impact uitvoert, en van de plaats van impact op ons lichaam. Daarom bevat de nieuwe specificatie ISO/TS 15066 in annex ook onderzoeksresultaten rond de pijndrempels bij een botsing van de robot tegen lichaamsdelen in functie van de robotsnelheid en de uitgeoefende druk.
Toch blijft de gebruiker (het bedrijf dat de cobot in gebruik stelt) de eindverantwoordelijke. Daarom blijft het fysisch controleren, afhankelijk van het lichaamsdeel, aangeraden."

